Vogelspinnen, kikkers en dode cavia’s
Hanna (11) en Rachel (9) Kleinbloesem wonen met hun familie in Peru, waar hun ouders zendeling zijn. „We hadden pas een grote vogelspin in de wasbak.”
Lima is een heel grote stad, de hoofdstad van Peru. Er wonen bijna 11 miljoen mensen. Ook Rachel en Hanna wonen daar. Rachel: „Het is er vies en er is veel verkeer. Vaak worden er mensen beroofd.”
Toch vinden de meiden het leuk om in Peru te wonen. Hanna: „Het is een mooi land. We zijn pas met onze familie op vakantie geweest in de jungle. Daar hebben we heel leuke aapjes gezien. Ook hadden we een grote vogelspin in de wasbak.” Rachel: „Ik begon hard te gillen, en riep mijn vader.” Hanna: „Die heeft hem met een beker doodgeslagen omdat we niet wisten of hij gevaarlijk was of niet.”
In de jungle hebben de meiden nog meer avonturen beleeft. Hanna: „Mijn oom en opa hebben een mier van wel 2 centimeter gegeten. Dat doen de mensen daar.” Rachel: „En we gingen allemaal in de motortaxi. Iedereen rijdt hier in zo’n taxi, er zijn heel weinig auto´s.” Hanna: „We hebben ook prachtige rivieren gezien, en we verbleven in een huisje midden in het oerwoud. ’s Avonds zag je allemaal vuurvliegjes. O ja, er zat ook een kikker in de schoen van Joas, mijn broer.”
Gewoonten
De mensen in Peru hebben heel andere gewoonten dan Nederlanders, hebben Hanna en Rachel ontdekt in de vijf jaar dat ze er wonen. Rachel: „Ze zijn heel aardig en geven altijd een abrazo (omhelzing) of een kus.” Hanna: „Onze hulp Lourdes komt wel eens met bijzonder eten aan, bijvoorbeeld een stuk varkensvlees met de haren er nog aan. Op mijn verjaardag had ze als cadeautje een dode cavia gegeven, om op te eten. Het dier had weinig vlees, meer bot, maar ik vond het best lekker.”
Zendeling
De ouders van Rachel en Hanna zijn zendeling in Peru. Hanna: „We wonen hier om het Evangelie te verkondigen en om mensen te helpen.” Rachel: „Mijn vader en moeder vertellen de mensen hier over de Heere God. Want er zijn hier veel mensen die in afgoden geloven, of in Maria.”
De vader van Rachel en Hanna preekt ook en geeft les aan toekomstige dominees. Hanna: „En hij gaat naar de sloppenwijk in Lima en vertelt de arme mensen over God.” Rachel: „Toen zijn een paar mensen tot geloof gekomen. Dat vond ik bijzonder.” Hanna: „Mama maakt vilten slingers met een aantal vrouwen, die verkoopt ze in Nederland.”
Spaans
De zussen wonen inmiddels al zo lang in Peru, dat ze prima Spaans spreken. Dat hebben ze in Spanje geleerd. Hanna: „Daar zijn we eerst drie maanden geweest. Daarna gingen we naar een Peruaanse school.” Rachel: „Ik heb de taal vooral op school geleerd.” Hanna: „Een Spaans zinnetje is bijvoorbeeld: Me gusta cantar en la iglesia. Dat betekent: Ik vind het leuk om in de kerk te zingen.”
Hanna en Rachel gaan nu niet meer naar een Peruaanse school, maar krijgen les van een Nederlandse juf. „Een heel aardige juf”, vindt Hanna. „Ik heb elke schooldag les met mijn broer en twee zusjes. Maar het lijkt me ook heel leuk om in een gewone klas te zitten.”
Missen
Soms missen de meiden Nederland wel eens. „Best vaak”, biecht Hanna op. Rachel: „ Ik denk veel aan mijn familie. Als ik foto’s van hen bekijk, mis ik ze.”
Gelukkig gaan de Kleinbloesems ook wel eens terug naar Nederland, op verlof.
Rachel: „We zijn al twee keer geweest. Dan gaan we eerst bij familie op bezoek. En als het kan, ga ik altijd even bij mijn vrienden op mijn oude school kijken.” Hanna: „En ik houd er van om in Nederland te fietsen en naar school te gaan.”
Dit is deel 3 in een serie over kinderen van zendelingen. Volgende week het slot.
Geplaatst op vrijdag 10 februari 2017 door tekst Jacomijn Ariakhah, beeld fam. Kleinbloesem

