Opa en oma zagen zweefvliegtuigen
Wat zou je het ergst vinden aan de oorlog? Jorieke Bazen (12) uit Bennekom weet het meteen. Dat je niet veilig bent.” Haar opa en oma weten wel hoe het voelt om bang te zijn. Zij zagen de zweefvliegtuigen over komen. De oorlog was voor hen heel dichtbij.
Jorieke komt heel vaak bij opa en oma. K. Hendrikse en J. Hendrikse-Elings, allebei al 82 jaar, wonen pal naast haar. Even door de tuin lopen en ze is al bij hen.
Toen de Slag om Arnhem begon, 75 jaar geleden, waren opa en oma zeven jaar oud. Ze kenden elkaar toen niet. Maar ze woonden wel in dezelfde plaats: Wageningen. Allebei weten ze nog veel over de Tweede Wereldoorlog. Bijvoorbeeld over het bombardement op Wageningen. Maar wanneer was dat ook alweer? „Dat was op de dag van de Slag om Arnhem”, denkt opa. Dus op zondag 17 september 1944. „Nee, het was veel eerder”, meent oma. Als het wordt opgezocht, blijkt dat opa gelijk heeft. Oma weet nog wat er gebeurde. „De Duitsers hadden allemaal voertuigen langs de kant van de weg gezet. De Engelsen wilden die bombarderen. Maar de bommen vielen op de wijk ernaast.” Bij elkaar stierven er ongeveer veertig mensen. „Het was vreselijk. De bomscherven vlogen om ons heen.”
Bang
Jorieke: „Ik denk dat ik wel heel bang zou zijn in de oorlog.” Oma zegt dat ze inderdaad ook erg bang was. Wat er later op de dag gebeurde, weten opa en oma ook nog goed. Opa, die bij zijn grootouders in de buurt van de Rijn was, zag allemaal vliegtuigen aankomen. Oma, die wat verderop in Wageningen was: „Ze kwamen heel laag over. Voorop ging een vliegtuig, dan een dikke kabel en daarna een glider.”
Jorieke wil weten wat dat is. „Een zweefvliegtuig”, zegt oma. „Er zaten mensen in. Of kanonnen. Een glider kwam 100 meter bij ons huis vandaan.” Dat was niet de bedoeling, want ze moesten ruim 10 kilometer verderop op de Ginkelse Heide landen. De broer van oma wist bij het zweefvliegtuig te komen en haalde er een knikkerspel uit. „Dat hadden de soldaten aan boord om iets te doen te hebben tijdens de vliegtocht, denk ik.”
Jorieke wil weten of opa en oma ook soldaten hebben gezien. Nee, antwoordt oma. „We zagen alleen de zweefvliegtuigen.”
Opa en oma moesten al op maandag 18 september het huis uit. Evacueren, noem je dat. Het was niet veilig genoeg in Wageningen. Allebei kwamen ze in een andere plaats terecht die veiliger was. Opa mocht samen met anderen gaan wonen op een boerderij in De Glind, bij Barneveld.
Verzetsmensen
Wat opa daar meemaakte, was heel erg. Jorieke is er van onder de indruk als ze het hoort. De boer en zijn zonen waren namelijk verzetsmensen. De Duitsers hebben hen opgepakt. De mannen zijn later overleden. Maar eerst werd de boer vreselijk in elkaar geslagen. „Het bloed zat aan de muur van de boerderij.”
Oma kwam in Ede terecht. Ook daar was het veilig. „We moesten met twintig mensen in een leeggemaakte gierput slapen.”
Jorieke: „Dat is vies!”
Oma: „De ratten liepen boven ons over de balken.”
Jorieke gruwt. „Afgrijselijk!”
Oma: „Boven aan de balken hingen zakken met graan. Ik was bang dat de ratten de touwen door zouden knagen en dat ik een zak met graan op me zou krijgen.”
Opa: „Zo’n zak is heel zwaar. Dat zou je niet hebben overleefd.”
In de boerderij woonde een bonte verzameling mensen. Behalve het boerengezin zaten er mensen die waren gevlucht. En ook enkele Duitsers woonden er. Bovendien waren er moffenmeiden, die met de Duitsers omgingen. „En er waren verzetsmensen in huis. Ook waren er wapens verstopt.”
Tijdens de oorlog mochten de gezinnen van opa en oma niet terug naar Wageningen. Maar de vader en moeder van opa gingen af en toe toch. Opa’s moeder was in verwachting. Ze wilde thuis kleertjes halen voor de baby die ze verwachtte. Terwijl het niet mocht, ging ze toch Wageningen in. Niemand betrapte haar. „Toen ze thuis kwam, stond er een pan erwtensoep op het vuur. Dat betekende dat er Duitsers in haar huis zaten. Ze heeft toen een busje zout in de soep gegooid, zodat die soep niet meer te eten was. Ze heeft kleertjes gepakt en is weer weggegaan.” Helaas kreeg moeder een miskraam.
De gezinnen wilden ook graag naar de kerk. Maar dan moesten ze op zondag kilometers lopen. Naar Barneveld en Veenendaal. Oma: „We gingen er op klompen heen. We waren heel arm. Jongeren op straat lachten ons uit.”
Wageningen werd in het laatste deel van de oorlog vaak beschoten. Ook de huizen waar opa en oma woonden, werden geraakt. Ze hebben er helaas geen foto’s van. Het huis van oma kreeg drie voltreffers. Het huis van opa werd twee keer geraakt. Opa en oma konden pas na de oorlog weer naar huis.
Geheime radio
„Hoorden jullie ook het nieuws over het vechten, toen jullie in de stal woonden?” vraagt Jorieke. Oma: „Nee, we wisten van niets. Sommige mensen luisterden in het geheim naar de radio. Maar mijn vader wilde niet naar de radio luisteren.”
De gezinnen van opa en oma vierden na de bevrijding geen feest. Oma: „Mijn vader en moeder zagen de oorlog als een oordeel van God. En er zijn zo veel mensen omgekomen. Dan moet je geen feest vieren.”
Jorieke moet daar even over nadenken. „Maar je mag wel blij zijn als je weer vrij bent.”
Geplaatst op woensdag 18 september 2019 door TEKST Johan Leeflang BEELD Herman Stöver