In de bak spreek je paardentaal

Beginners op de paardenrug mogen wel een nieuw woordenboekje aanleggen… In de bak – daar waar geoefend en les gegeven wordt – spreken ruiters en instructeurs hun eigen taal. Paardentaal!

SJABRAK
Hoofdstel en zadel herken je met gemak, maar je moet bijvoorbeeld ook weten dat een ‘sjabrak’ een zadeldekje is: kleedje dat onder zadel ligt. En ‘bandage’ beschermers rond onderbenen. En ‘sporen’ wieltjes aan rijlaars om paard aan te sporen.

CAVALETTI
Eenmaal in het zadel kun je onder meer een ‘volte’ gaan rijden, dat is een cirkel. Ga je springen, dan heb je hindernissen nodig, maar je kunt beter beginnen met een ‘cavaletti’, een lage hindernisbalk die paarden leert hun benen op te tillen.

RUITER
Je bent nu dus een ‘ruiter’, een jongen die paardrijdt. Of een ‘amazone’, als je een meisje bent. Of een ‘jockey’, als je je met rensport bezighoudt.

AAN DE TEUGEL
Galop, draf, stap, dat zijn enkele ‘gangen’ van het paard. Het dier kan ook ‘aan de teugel’ lopen: De teugel is kort, de hals heeft een mooi ronde, opwaartse boog. Ook de rest van het paardenlijf krijgt een prachtige houding en gang.

LONGEREN
Het paard loopt aan een lange ‘(longeer)lijn’ rondjes om je heen. De dieren ontwikkelen hierdoor hun spieren, leren hun houding bepalen en bouwen uithoudingsvermogen op.

ROSKAM
Klaar met rijden? Verzorgen is belangrijk! Je doet dat onder meer met een ‘roskam’ (ijzeren borstel), een ‘zweetmes’  (metalen strip waarmee je vocht uit de vacht haalt), een ‘manenkam’ en ‘hoevenkrabber’. Drie keer raden waar die twee voor zijn…

VOORHAND
Bij de verzorging én bij het rijden, is het handig als je lichaamsdelen kunt benoemen. ‘Schoft’: welving waar rug overgaat in hals. ‘Voorhand’: deel van het lijf vóór het zadel. ‘Koot’: twee teenkootjes net boven hoef. ‘Voorknie’: pols van paard, halverwege voorbeen. (‘Elleboog’ zit hoger.)